Russische krijgsgevangenen - Limburg


Russen in het verzet     

   

Ivan

Djadkin

(Jan Bos)

      Russische     Partizanen Brigade

‘Voor het Vaderland’

1943-1945

België - Limburg

Voor het Vaderland ~ De meeste ontsnapte Russen hielden zich niet bezig met verzets-activiteiten. Toch besloten een veertigtal Russen om de ondergedoken krijgsgevangenen van de Maaskant en de Noorderkempen tot één georganiseerde verzetsgroep te verenigen. De gevechtsgroepen, gelegerd in de omgeving van Peer, Bree en Neeroeteren, stonden onder het bevel van brigadecommandant Ivan Djadkin, beter bekend als Jan Bos. Om aan de nodige wapens te geraken werd contact gezocht met de plaatselijke verzetswegingen: de Gewapende Partizanen (PA ’s) waren aan de Maaskant actief, het Geheim Leger en de Witte Brigade in de omstreken van Peer en Bree. Ook buiten deze regio’s werden Russen aangezocht om tot de brigade Za Rodinoe (Voor het Vaderland) toe te treden. 

Inzet van de Russische emigranten ~ Omstreeks dezelfde tijd waren in Limburg twee Russische verzetsgroepen ontstaan. De eerste werd geleid door officieren van het Rode Leger, de tweede door Russische emigranten die het tsarenrijk nog in het hart droegen. Hoe tegenstrijdig ook, de liefde voor Moedertje Rusland verenigde tsaristische emigranten en communistische soldaten in hun strijd tegen nazi-Duitsland.

Niet alleen Russische inwijkelingen verbonden aan de koolmijnen, maar ook emigranten uit het Brusselse, trokken zich het lot van de Ostarbeiter en de Russische krijgsgevangenen aan. De krachten werden gebundeld en in de zomer van 1943 ontstond ‘Le Mouvement des Partisans Russes en Belgique’.  

De beweging werd geleid door 3 emigranten uit Brussel: André Slekar, Pierre Krilov en mevrouw Wittouck (Jelena Sjtsjerbatova). Deze Russische adellijke dame was in feite de leidster van de verzetsgroep. Ze hield zich vooral bezig met de activiteiten in Limburg. Met de ontsnapte Russen wou ze detachementen vormen om bij de komst van de geallieerden de krijgsgevangenen in de kampen te bevrijden.

     Zwartberg 1944: De Russische Prinses (midden)                    Pater Alex Strycek

Actieve medewerkers ~ Op haar tochten door onze provincie logeerde de Russische prinses  onder meer bij Lambert Camps-Smeets en Henri Martens-Smeets. Beide gezinnen woonden op de scheiding van de gemeenten Erpekom en Ellikom. Daar vergaderden ook de agenten van de emigranten met de staf van de Russische brigade.

Justina Martens: ‘Ik weet niet veel van de Russen, ik was nog te jong, maar ik heb horen vertellen dat ze thuis in het begin schrik hadden van de Russen. Die konden zo lelijk kijken, ze hadden zo ne zware blik.

‘Roeskie honger’, zegden ze.

Ons moen sneed dan een paar paardesneden af en smeerde er wat vet op. ’s Avonds brachten de twee oudsten, Lies en Jan, een ketel bonesoep en een kastrol patatten naar het hol in het bos. Soms sliepen de Russen thuis in de schuur. We woonden in een grote, ouw boerderij. Omdat die helemaal van leem was, mochten ze er gene jenever stoken. Daar was pa heel streng op. Eten en drinken kregen ze, maar stoken mocht niet.    

Het waren hoge pieten, luitenanten van het leger, die thuis over de vloer kwamen. Jan Bos herinner ik me nog goed. André, een onderwijzer, en Nikolaj zijn het meeste thuis geweest. Er was ook ne priester bij. Ons moen is eens met onze Jan en tante Fien in het bos naar de mis geweest. Eerst had ze er een wit broodje voor gebakken. We wilden die priester in de goei kamer laten slapen, dan had hij meer gelegenheid om te bidden. Maar nee, hij wou bij zijn Russen in de schuur zijn.’ 

             Gezin Martens-Smeets (Ellikom)                                        De mis in het bos

Deze priester - Alexis Strycek - een jezuïet uit Slovakije die in Leuven studeerde, had via Limburgse studenten vernomen dat in de Kempense bossen gevluchte Russen zaten. Hij zocht de ondergedoken krijgsgevangenen op en ontmoette op een van zijn tochten de Russische prinses. Hij stelde haar in verbinding met de legerstaf van de Russische partizanenbrigade.

Vergadering in het bos ~ Om de gevluchte Russen op de bevrijding van de kampen voor te bereiden bezocht de Russische prinses de detachementen in de verschillende regio’s.

Op een zondag in de zomer van 1944 verscheen ze in Deurne bij Diest, in gezelschap van emigrant Pousanovsky uit Beringen-Mijn.

Jeanne Bens: ‘We woonden heel afgelegen en op ne zondag kwamen thuis veel Russen aan.

Mijn vader zei tegen Georges Lisin: ‘Wat wil dat zeggen?’

‘We hebben vandaag een grote vergadering’, zei hij.

‘Ja maar, nee’, zei ons vader, ‘hier niet, trek maar de bos in.’

Van de put van Beringen was een ingenieur meegekomen die Pousanovsky heette en daar was een madame bij. De Russen zegden dat het een prinses was. Die zijn dan van vader ook de bos moeten ingaan. Toen ze lang vergaderd hadden, kwam een van de vier Russen die thuis lagen, naar ons toe en hij zei: ‘Louis, zorg eens dat we wat te drinken hebben. Het is zo warm en we hebben zo ne dorst.’

Toen hebben we thuis water geput, dat was koel, en er azijn en suiker in gedaan. Zo deden ze dat vroeger. Dat gaven we mee de bos in. Later zijn ze nog eens teruggekomen om bij te halen. Het had geduurd tot in de namiddag. Er was een grote groep Russen naar de vergadering gekomen.’