Russische krijgsgevangenen - Limburg


Operatie Barbarossa

Op 22 juni 1941 begon de grootste militaire operatie uit de geschiedenis. Aan de westelijke grens van de Sovjet-Unie, van de Oostzee tot de Zwarte Zee, had Hitler ruim drie miljoen soldaten opgesteld. Voor het welslagen rekende de Führer op zijn snelle gepantserde eenheden. Zij moesten diepe tankwiggen drijven in de vijandelijke linies en het gros van het Rode Leger in enkele maanden uitschakelen.

 EEN GIGANTISCHE ONDERNEMING

 

 De eerste weken verliep de opmars van de gemotoriseerde legers verrassend goed. Maar vanaf midden oktober werden de onverharde wegen door de aanhoudende regen in modderpoelen herschapen. Begin november viel de vorst in en daalde de temperatuur tot 30 graden onder nul. Door de problemen met de bevoorrading, het gebrek aan aangepaste winteruitrusting en een onverwacht sterke tegenstand viel begin december de Duitse opmars stil. Operatie Barbarossa had reusachtige resultaten opgeleverd, maar het gestelde doel was niet bereikt. Stalins leger was verslagen, maar niet vernietigd.

MILJOENEN KRIJGSGEVANGENEN

  ‘Miljoenen Sovjetsoldaten zijn de eerste maanden van de oorlog in krijgsgevangenschap geraakt. Het was onmogelijk om op korte termijn zo’n massa gevangenen te voeden en in aangepaste opvangkampen onder te brengen. Dat was volgens de Duitse Untermensch-doctrine ook niet de bedoeling. Hitler had een totale vernietigingsoorlog aangekondigd.

Gebieden werden leeggeroofd, burgers en krijgsgevangenen uitgehongerd. Uitgeputte soldaten die  niet meer verder konden, werden doodgeschoten. In de meeste kampen lagen de gevangenen in open lucht op de grond, zonder beschutting tegen regen- en sneeuwbuien. Honderdduizenden Sovjetsoldaten kwamen om van honger, koude, ziekte of ontbering.        

DE ZWERFTOCHT VAN ALEKSANDR  TIMOVEEW

Bij het uitbreken van de oorlog was Aleksandr Timoveew (Timofejev) nog maar pas aan zijn militaire opleiding begonnen. In Oekraïne werd hij gevangengenomen en met een groep Ostarbeiter naar Duitsland en verder naar België gedeporteerd. Na een kort verblijf in Eisden en Houthalen, kwam hij in Waterschei terecht.

Militaire opleiding ~ Ik kom uit Roslavl, een stad in de provincie Smolensk. Wij waren thuis met zes kinderen. Mijn twee oudere broers hadden voor de oorlog al in het leger dienst gedaan, de ene bij de marine, de andere als vliegenier.Ik ben op 9 juni 1941 naar de Russische officierenschool gegaan. Dat was een militaire school. Ge moest vijf jaar dienen; op die tijd kon iemand carrière maken en kapitein of majoor worden. Op 16 juni kwamen we met 170 jongens bij de Roemeense grens aan. Een week later brak de oorlog uit. Ik was zeventien jaar. Wij waren als verkenners aangesloten bij de dienstplichtige soldaten. Ik was bij een luitenant van de verkenners te paard. Ik had een paard, een verrekijker, een kleine maar sterke mitraillette met 72 kogels en een revolver. Ik was nog niet dienstplichtig; ik had de eed op het boek nog niet afgelegd. Een Russische soldaat mocht nooit levend in handen van de vijand vallen. Die moest zelfmoord plegen. In zijn broek had hij een klein zakske en daarin bewaarde hij een kogel voor zichzelf. Zo was de wet in Rusland.

22 juni 1941 ~ Wij lagen op achttien kilometer van de Roemeense grens. Om kwart vóór vijf begonnen de Duitsers te bombarderen. We moesten achteruit trekken. In oktober zijn we met 40.000 man gevangengenomen. Toen de Duitsers ’s avonds begonnen te zoeken werd mijn paard kapotgeschoten. Ik was alleen, een kind nog. Ik had alles weggegooid, behalve mijn verrekijker en mij achter struiken verstopt.

‘Roeski heraus, komm heraus!’ Een Duitser met bajonet stond achter mij. Hij pakte mijn verrekijker af.

We werden naar een verzamelkamp gebracht. Het krioelde er van de vlooien en luizen! We kregen andere kleren. Ik trok mijn lijfje uit en gooide het weg. De andere gevangenen begonnen er om te vechten. Ik dacht, wat is me dat!

‘Jongen, waarom gooit ge dat weg?’ vroeg een Rus.

‘Omdat het vol luizen zit’, zei ik. Als snotneus wist ge niks.

‘Maar morgen zijt gij bloot, dan vreten ze ú op! Gij moet uw hemd uittrekken en de luizen kapot knippen.’

Nu wist ik wat ik moest doen. Knap, knap, knap. Zo ging de tijd voorbij.             

Van kamp naar kamp ~ Toen begon mijn zwerftocht door Oekraïne, van kamp naar kamp. In Oekraïne is het zware grond. De koeien lopen over de landwegen. Als het geregend heeft en het begint te drogen, is de weg een harde korst. De Duitsers zaten op paarden, wij moesten te voet gaan.

Ik had mooie botten, maar de derde of de vierde dag moest ik ze afgeven. Raus, godverdomme! Barrevoets kon ik niet lopen. Ik had er vodden rondgedaan, maar ‘t hielp niks. Ik kon niet meer. De Duitsers gingen maar door! Als de laatste gevangene niet meer kon volgen, schoten ze hem kaput. Knak! Ze lieten hem liggen als een dooie hond. Gedaan ermee. Zo gingen we van het ene dorp naar het andere. Ik probeerde niet op te geven.

De bewaker naast me was goed voor mij. Hij zei: ‘Roeske, nog een beetje. Dan zitten.’

Toen werd er gestopt.

‘Kom, Roeske’, zei hij.

Ik dacht: wat gaat hij doen? Mij afmaken? Hij ging met mij naar een huis.

‘Vraag schoenen aan die Oekraïnse’, zei hij.

Ik vroeg schoenen en een beetje eten.

‘Och, mijn manneke’, zei ze, ‘ ze hebben mij alles afgepakt, ik heb niks meer, alles is weg.’

Ik draaide me om en zei tegen die Duitser: ‘Keine Schuhe, kein Essen.’

‘Die Schuhe sind für Sie’, zei hij.

‘Madame’, zei ik, ‘het is niet voor hem, het is voor mij.’

‘Oh, mijn zoontje, wacht, ik ga zoeken!’

Met brood, komkommers, schoenen, met alles kwam ze aangedragen.

De bewaker zei tegen mij: ‘Gut, Roeske, gut. Deutsche Soldat gut.’

Drie, vier dagen heeft diezelfde Duitser mij nog te drinken gegeven. Dan ben ik hem kwijtgeraakt.

In oktober kwamen we in een kamp bij steenbakkerijen met kuilen vijf, zes meter diep, rondom afgemaakt met prikkeldraad. De Duitsers hadden er projectoren staan en een kanon. De bewakers droegen mitrailletten. Bij de minste verdachte beweging was het trrrrrrrrrrrrrret! We hadden geen eten, geen drinken. Daar stierven minstens honderd gevangenen per dag. Mijn kameraad en ik konden bijna niet meer op, zover was het met ons gekomen...

 

 

Het volledige getuigenis van Aleksandr Timoveew en de andere hoofdfiguren die in het boek voorkomen, vind je in www.getuigen.be