Russische krijgsgevangenen - Limburg


Naar de Ardennen

 

De bosrijke streken van de Ardennen boden ideale schuiloorden voor werkweigeraars
en onderduikers. Verzetsorganisaties hadden er een ondergronds netwerk uitgebouwd.
Sabotages en aanslagen op houtzagerijen, opslagplaatsen en houttransporten bemoei-
lijkten de aanvoer van stutbalken voor de mijnen. Dit had in de herfst en de winter
van 1943 nadelige gevolgen voor de steenkoolproductie. De Duitsers hielden regel-
matig razzia’s om aan de verzetsactiviteiten een einde te maken. Ook Russische
krijgsgevangenen, ontsnapt uit de Limburgse mijnen, werden naar de Ardennen over-
gebracht om actief aan het verzet deel te nemen.
Het doorsluizen van Russen via de ontsnappingsroutes hield echter grote risico’s

Kennismaking met de Duitsers ~ Vanaf de eerste oorlogsdag in mei 1940 werden de werfreserves gemobiliseerd: alle jongens vanaf zestien jaar uit Beringen-Mijn moesten zich naar Eeklo begeven. De snelle opmars van de Duitse legers verplichtten duizenden jongeren om naar Noord-Frankrijk uit te wijken. De meesten geraakten amper over de grens. Tankeenheden van generaal Guderian waren nabij Sedan door de Franse linies gebroken en hadden na tien dagen de Kanaalkust bereikt.

Tijdens deze verrassende doorbraak werd Albert Geeraerts uit Beringen-Mijn door granaatscherven aan rug en linkerschouder gewond en voor verzorging in een veldhospitaal opgenomen. Weken na de capitulatie van het Belgische leger kwam hij thuis. Nadat hij volledig hersteld was, begon hij op de mijn als magazijnier in de ondergrond. 

Stockmeter en tolk ~ Toen de Russische krijgsgevangenen in de pijlers aan het werk gingen, werd Albert als stockmeter aangesteld. Hij probeerde zoveel mogelijk Russisch te praten. Albert had aanleg voor talen, al gauw leerde hij een mondvol Russisch praten. Na zes maanden sprak hij vlot met de krijgsgevangenen en werd hij gevraagd om als tolk met de Duitse mijninspecteur mee te gaan wanneer die het werk in de pijlers inspecteerde.

 

 

Albert Geeraerts - Tekening van Aleksandr Doendarov, Russisch krijgsgevangene in Beringen

 

De voorbereiding ~ Op een dag vroeg Nestor Billy aan Albert of er soms Russen waren die zich bij de weerstand in de Ardennen wilden aansluiten. Onderwijzer Billy, afkomstig uit Ferrières, stond in verbinding met de gebroeders Collard, houthandelaars in Harre. Hij was een belangrijk tussenpersoon. Vier Russen,  Jefim Koerilov, Gennadi Kozjedoeb, Konstantin Sokolov en Nikolaj Jermakov, die als tolk met de stockmeters afdaalden, gingen akkoord met het voorstel.

Elke Rus had een burgerpak, een identiteitskaart en een werkpas nodig. Maurice Lecocq zorgde voor paspoorten en werkpassen, Albert en Pousanovsky voor burgerkleren. Op het houtterrein maakte Nelly Lecocq een foto van elke Rus. Ze liet de film ontwikkelen en bracht de pasfoto’s naar Billy die op de valse paspoorten de namen invulde en de vereiste stempel zette.

Wanneer alles in orde was, werd er met de Ardennen afgesproken wanneer die mannen konden komen.

De ontsnappingslijn ~ Op woensdagavond, 29 september 1943, vertrok Albert met de vier Russen. Ze volgden het pad naast de spoorweg tot aan het station in Beringen. Omstreeks 21 uur kwam de mijnwerkerstrein in Beringen-Mijn aan en reed via Beringen, Zolder en Houthalen naar Hasselt. Koerier Louis Ceulemans van Beringen-Mijn was uit Harre gekomen en in Beringen van de trein gestapt om hen op te wachten. Hij zou ze verder naar de Ardennen brengen.

Omdat het al laat was toen de trein in Hasselt aankwam, overnachtten de Russen in de Toekomststraat nr. 52 bij Camille Feron, eerste ingenieur bij de spoorwegen in Hasselt. De volgende dag, vroeg in de ochtend, bracht hij de vier Russen naar de tramhalte op de Luikersteenweg, vanwaar ze met koerier Ceulemans via Tongeren naar Luik vertrokken. Om 14 uur namen ze de tram naar Comblain-au-Pont. Het laatste stuk, tot de bossen van Harre, liepen ze te voet. Daar werd het viertal in de verzetsgroep Byl opgenomen.

                Russische krijgsgevangenen in de Ardennen. Links de vier: Jefim Koerilov, 

               Gennadi Kozjedoeb, Konstantin Sokolpv, Nikolaj Jermakov (bovenste rij)

Een paar dagen later kreeg Albert een telegram: ‘Les quatre chats noirs sont bien arrivés’. Hij kon opgelucht ademhalen. De vier waren veilig op hun bestemming aangekomen.

Razzia in de Ardennen ~ In het voorjaar van 1944 ontving Albert een tweede telegram: ‘Un des quatre chats noirs est blessé’. Hij vroeg zich af wat er gebeurd kon zijn. Hij zou het vlug te weten komen.

Een infiltrant had de Duitsers de schuilplaats van de maquisards aangewezen. Op 26 februari 1944 omsingelde een Duitse compagnie, gewapend met automatische geweren en mortieren de schuilplaats. De omsingeling kon doorbroken worden, maar vijf verzetslui werden gedood. Na een laatste treffen op 29 februari ontsnapte de groep onder leiding van Gennadi Kozjedoeb aan de achtervolging van de Duitsers.

Tijdens deze razzia werd Jefim Koerilov, een van de vier Russische krijgsgevangenen uit Beringen, in de hiel geschoten. De Duitsers voerden hem naar de Saint-Léonard gevangenis in Luik. Agenten van de Sicherheitsdienst verhoorden en folterden hem tot hij bekende vanwaar hij gekomen was en wie hem geholpen had.

De arrestaties ~Toen Camille Feron in de nacht van 19 op 20 april, na het aanhoudend gebons op de voordeur opendeed, stond hij oog in oog met twee leden van de Gestapo, het geweer in de aanslag. De reden van hun gewelddadig optreden werd hem pas duidelijk toen ze hem bij een geketende, zwaar mishandelde jongen brachten, een van de vier gevluchte Russische krijgsgevangenen die hij een nacht onderdak had verleend.

De agenten van de Geheime Feldpolizei reden naar hun volgende slachtoffer. Onder leiding van Gerard Vandistel kwamen ze die ochtend omstreeks halfvijf in Beringen-Mijn met drie vrachtwagens de Vurtense Weg ingereden. Albert Geeraerts werd van zijn bed gelicht en geconfronteerd met Jefim Koerilov, die met kettingen geboeid was binnengebracht. Het gezicht van de jonge Rus was zo kapotgeslagen dat Albert hem nauwelijks herkende. Koerilov wees Albert aan als de man die hem had helpen ontsnappen.

Omdat Albert beweerde dat hij niet wist waar Nelly Lecocq woonde, reden de GFP-agenten onmiddellijk naar de mijn. Een wachter werd gedwongen om mee te gaan naar de woning van het gezin Lecocq op het Kioskplein. De agenten wezen het oudste meisje aan en vroegen of zij Nelly was, maar de Rus deed of hij haar niet herkende en schudde het hoofd.

Haar vader, Maurice Lecocq werd onmiddellijk meegenomen. Hij kreeg amper de tijd om zich aan te kleden. Twee dagen later kwamen de Duitsers terug om ook Nelly op te halen. Intussen had zij Nestor Billy kunnen verwittigen. De man vertrok onmiddellijk naar zijn dorp in de Ardennen en dook onder.

Had Jefim Koerilov zich met opzet van woning vergist in de Toekomststraat en Camille Feron de kans gegeven om te vluchten? Had hij Nelly bij de confrontatie niet willen herkennen, zodat ook zij nog kon onderduiken? Vragen die voor altijd onbeantwoord blijven. 

Nadat Jefim Koerilov tot bekentenissen was overgegaan en zijn helpers had aangeduid, werd hij op 9 mei 1944 gefusilleerd. Hij ligt begraven op de begraafplaats van de Citadel in Luik.

Naar de gevangenis ~ Twee bewakers, de mitraillette op de gevangene gericht en met twee schepershonden aan de lijn, brachten de vier gearresteerden om beurt van de gevangenis naar een naburig herenhuis, waar ze door Duitse officieren, geassisteerd door een Vlaamse SD’er, ondervraagd werden. Drie weken duurde het verhoor.

Op 24 mei 1944 viel op de Feldkommandantur 681 in Hasselt de beslissing: de vier werden veroordeeld wegens hulp aan de vijand. De beschuldigden moesten naar Duitsland overgebracht worden.

De gevangenen werden naar de gevangenis van Sint-Gillis in Brussel overgebracht. Nelly Lecocq ging er naar de vrouwenafdeling. De vierde dag van hun verblijf in Sint-Gillis werd bekendgemaakt dat 26 gevangenen naar Duitsland zouden gedeporteerd worden. Het viertal stond op de lijst. 

Het tuchthuis van Gross-Strelitz ~ Albert Geeraerts: ‘Op 6 juni 1944, de dag van de geallieerde landing in Normandië, hebben de Duitsers 1500 gevangenen - de gevaarlijksten in hun ogen - uit de Belgische gevangenissen gehaald en op een trein naar Duitsland gezet. Bij valavond kwamen we in Keulen aan. We overnachtten in een gevangenis, niet ver van de statie. De volgende dag begon de rit dwars door Duitsland. Dat was verschrikkelijk. Het was stikheet en vier dagen lang zaten we in een overvolle wagon, zonder eten of drinken.’

Op 10 juni 1944 stopte de trein in Opper-Silezië, in Gross-Strelitz (Strzelce Opolskie), een kleine Poolse stad een twintigtal kilometer over de Duitse grens. De bewakers brachten de gevangenen naar het ‘Zuchthaus’, een enorm gebouw in rode baksteen, met meer dan 500 cellen. Hier zouden zij, vijanden van het Duitse Rijk, voor het tribunaal komen en veroordeeld worden.

In het centrale tuchthuis werd het viertal over verschillende cellen verdeeld. Albert Geeraerts maakte er kennis met twee landgenoten die al een tijd in de cel zaten: een jezuïet van het Institut Gramme te Luik en Paul Lehouck, zoon van een fabrieksdirecteur uit Senzeille. Beiden waren opgepakt bij een vergeldingsactie in de provincie Namen.

Camille Feron kreeg een plaats in de cel naast Albert. Johannes, een zestigjarige Nederlander en kapitein Gaétan Van Nooten, een opgewekte en spraakzame militair uit Brussel, waren zijn medegevangenen. De cel waarin Maurice Lecocq werd opgesloten, lag een eind verder. Nelly ging naar de vrouwenafdeling. Dit gebouw stond een paar honderd meter van het centrale tuchthuis.

Het gerecht zetelde in de kapel van het tuchthuis dat voor de gelegenheid tot een tribunaal was omgevormd. Het viertal werd voorlopig met rust gelaten, maar gerust waren ze allerminst. Zolang ze niet in afzondering geplaatst werden, was er van veroordeling geen sprake. Blijkbaar moesten nog veel gedetineerden voor hen aan de beurt komen. Bovendien bleven gevangenen toestromen, het tuchthuis raakte overvol. In oktober 1944 werden de zittingen van het Volksgericht geschorst. De snelle opmars van het Rode Leger was er wellicht de oorzaak van.

De gevangenen werden op transport gezet. Ze vertrokken naar onbekende bestemming. Dit betekende de definitieve scheiding van Maurice  Lecocq en zijn dochter Nelly. 

Naar Ravensbrük ~ Het concentratiekamp van Ravensbrück was het enige kamp in het Reich waarin uitsluitend vrouwen opgesloten zaten. Voor vrouwen die door gebrek aan voeding of medische verzorging arbeidsongeschikt werden verklaard, was er in dit kamp geen plaats. Van de 132.000 geregistreerde gevangenen stierven er 92.000. Ravensbrück werd niet zonder reden ‘L’Enfer des Femmes’ genoemd. Omstreeks 24 november 1944, de dag dat Nelly er aankwam, verbleven 80.000 vrouwen in het kamp.

Door de opmars van het Rode Leger werd ook het kamp van Ravensbrück ontruimd. In de vroege ochtend van 2 maart 1945 stapten tweehonderd gevangenen op de trein. Tachtig vrouwen werden in één beestenwagen geperst. De lijdensweg duurde vijf eindeloze dagen. Eindelijk stopte de trein in een klein station en begon de moeizame klim naar het kamp.

Door de poort naar binnen, door de schoorsteen naar buiten ~ Op 7 maart 1945 kwamen ze in Mauthausen aan. De gedetineerden noemden Mauthausen terecht Mordhausen. De verschrikking van dit kamp was de steengroeve. Na het uitputtende werk in de groeve, sukkelden de gevangenen de ‘dodentrap’ op. Met een zware steen op de rug begonnen ze aan de klim, 189 treden hoog. De laatste gevangenen droegen de doden van de dag.

Dankzij graaf Bernadotte, hoofd van het Zweedse Rode Kruis, eindigde voor de Franse en Belgische vrouwen deze nachtmerrie op 23 april 1945. Het Internationale Rode Kruis kreeg de toelating om 756 vrouwen naar Zwitserland te brengen. Ze werden verzorgd en verbleven er tot hun repatriëring. Op 7 mei 1945, de dag dat Mauthausen door Amerikaanse troepen werd bevrijd, kwam Nelly weer thuis.

Concentratiekamp Gross-Rosen ~ Ook Albert Geeraerts, Maurice Lecocq en Camille Feron hadden Gross-Strelitz verlaten en waren op 30 oktober 1944 op transport gesteld naar Gross-Rosen in Polen. Gross-Rosen was een van de gruwelijkste concentratiekampen. Het stond niet als uitroeiingkamp vermeld, maar van de 2500 Russische krijgsgevangenen die in het najaar van 1941 in Gross-Rosen waren gearriveerd, bleken er in februari 1945 nog 25 in leven. Van de 1500 gedeporteerden die op 30 oktober 1944 vanuit Gross-Strelitz waren aangekomen, zouden na drie maanden er nog slechts 550 overblijven. De anderen waren omgekomen door ontbering, ziekte, slagen of executie.

 

            Toestand Barak 9 op 08.02.1945 - Uit de inschrijvingslijsten:

            Nationaliteit, kampnummer, Revier, naam, datum overlijden  

     

Door allerlei besmettelijke ziekten die het kamp onophoudelijk teisterden, raakte de ziekenbarak overvol en was er een totaal gebrek aan geneesmiddelen. De zogenaamde verplegers, gekozen uit de criminele groep, hadden geen flauwe notie van ziekenverzorging.

Toen midden november 1944 in Barak 9 een kroep- en tyfusepidemie uitbrak, gingen de gevangenen voor een tiental dagen in quarantaine. Na de afzonderingsperiode werden de gezonden van de zieken gescheiden.

                            Camille Feron                    Maurice Lecocq

Camille Feron die al een hele tijd aan buikloop leed, werd naar de strozakken in een hoek van de slaapzaal gestuurd. Wie daar terechtkwam, wist dat zijn dagen geteld waren. Hij deed ook nog een zware bronchitis op en de dokter liet hem naar de ziekenbarak overbrengen. Hij overleed er op 5 december 1944. 

Ook Maurice Lecocq lag in Blok 9. Uiteindelijk werden de ontberingen ook hem fataal. Verzwakt werd hij op 6 februari 1945 naar de ziekenbarak gebracht. Het laatste sprankje hoop verdween. De bevrijding zou hij niet meer meemaken.

Vanwege de opmars van het Rode Leger waren de SS-autoriteiten reeds midden januari met de ontruiming van het kamp begonnen. Elke dag verlieten colonnes gevangenen het kamp. Voor zieken die niet mee op transport konden, was er geen hoop meer. Er werden geen overlevenden achtergelaten. Op 13 februari 1945 bereikte het Russische leger het verlaten kamp.

Arbeidskamp Bautzen ~ Begin februari 1945 arriveerde het gevangenentransport in het bijkamp Bautzen, niet ver van de Tsjechoslovaakse grens, naast een fabriek van treinwagons.

Albert: ‘Het regime was er minder hard dan in Gross-Rosen. We moesten loopgrachten maken, putten graven die twee meter lang en één meter zestig diep waren. Op het laatst kregen we nog anderhalve liter warm water. Dat was onze soep. Er zat niets meer in. Er was ook geen brood meer. Ze stuurden ons de wei in, we konden planten gaan zoeken. Hoeveel honger ik geleden heb, kunt ge u niet voorstellen. In die dagen zijn er veel aan diarree gestorven. Nee, het had voor mij geen week langer meer mogen duren.'

Bevrijd door de Russen ~ ‘In april 1945 begon zowel het westelijk als het oostelijk front dichterbij te komen. Als de Amerikanen een offensief inzetten, hoorden we het in het westen rommelen. Enkele dagen later dreunde in het oosten het geschut twaalf uur aan één stuk.

Intussen was er al dikwijls getraind voor het geval we het kamp moesten ontruimen. Om hun bagage te vervoeren hadden de Duitsers grote karren gevorderd. Aan weerszijden van elke kar waren koorden vastgemaakt. In plaats van paarden zouden twintig gevangenen de kar trekken. Daar hadden ze de sterkste mannen voor uitgekozen.

Ik dacht, ik kan niet lopen. Als ik meega, dan lig ik er na een paar kilometer en maken ze me af. Op een dag stonden de wagens gereed om te vertrekken. Ieder gevangene kreeg een deken. ’t Was me daar een warboel! Ik had enkele Russen een barak zien binnengaan. Ik ging ze achterna en stak me ook weg. Opeens, het kamp was ontruimd, kwam een Duitser met een hond binnen. Dien Duits ging rond en die hond liep gewoon mee, die zocht niet. ’s Anderendaags werden we bevrijd.

Een Russische tank kwam de straat ingereden. Op de achterkant was een groot platform gemaakt en dat lag bonkvol soldaten. De tank stopte, die mannen vlogen eraf en sprongen in de loopgrachten die wij voor de Duitsers hadden gegraven. We kwamen uit onze schuilplaats en zagen een Russische soldaat met een velo.

‘Kameraad! Kom hier! Kom hier!’ riep een van de Russische gevangenen.

‘De Duitsers komen terug. Kom mee’, zei de soldaat…