Russische krijgsgevangenen - Limburg


Onderduiken     

   

De meeste gevangenen die uit de mijnen ontsnapten, verscholen zich in holen, uitgegraven in dennenbossen en houtwallen. De Russen waren experten in het camoufleren van hun schuilplaats. De onderduikers trokken naar de omliggende woningen en hielpen de boeren bij hun werk op het veld in ruil voor de kost.

In de ondergrondse schuilplaats was het warm, maar in het voor- en najaar kon het er vochtig zijn. Zieke Russen werden in huis opgenomen.

Een holwoning naar Russisch model ~ Adriaan Cox uit Kaulille: Ik heb veel Russen gezien, maar alleen de drie die op den dijk van het oude kanaal in een woonkuil zaten, heb ik echt gekend. Ik was ermee bevriend. Ik zat er dagelijks bij. Toen de lichting van 1924 werd opgeroepen voor de arbeidsinzet in Duitsland, heb ik zes maanden in de grond gezeten gelijk de Russen.

Het hol dat ik uitgegraven heb, was twee bij twee meter en twee meter diep. Aan die acht kubieke meter grond die ik moest uithalen, heb ik geweldig veel werk gehad. De moeilijkheid was dat ze de schuilplaats niet mochten vinden. Die grond mocht ge niet ter plaatse neergooien, want dan kwamen ze er zo bij uit. Vanonder legde ik stammekes, enkele redelijk dikke, en dan dunne eroverheen. Dat lag dan vol. Daar kwam stro op en daarover een oud oorlogsdeken. Tegen elke kant zette ik drie houten en maakte er dunne tegen. Bij de Russen waren de kanten afgedekt met stro. Ik had over dat stro nog zwaar inpakpapier vastgemaakt. Vanboven was de kuil dicht. Daar was een gat in, om in en uit te kruipen, met een deksel op. Voor de verluchting gebruikte ik een paar kachelpijpen en als verlichting hing er een carbuurlamp. Bovenop de kuil had ik terug hei en struikgewas gezet. Maar dat verdorde, dat moest ik regelmatig vernieuwen. Daarbij hadt ge nog dit: als ik ’s avonds van mijn moeder kwam, moest ik vandaag langs hier en morgen langs daar gaan. Anders kon iedereen aan de platgelopen pijpevegers zien waar dat hol lag.

                         Gezin T.Cox-Soons na de oorlog - Oudste zoon ontbreekt (legerdienst). 

                         Militair Adriaan was de graver van de woonkuil in het bos.

Overdag zat ik er alleen, maar ’s nachts sliepen we er met vieren: twee broers en ikzelf, en nog een kameraad. Wanneer er Duitsers in de buurt waren of controleurs de ronde deden, kwamen ze ons thuis verwittigen. Dan bleef ik natuurlijk in dat hol. En van het ogenblik dat de kust veilig was, hing ons moeder boven een deken uit het venster. Dat deed ze ook voor de Russen die om een boterham kwamen vragen.’

 

Luitenant Michaïl Olsjevski

Deze jonge Siberiër die uit de mijn van Zwartberg was ontsnapt, dook onder in de bosrijke streek tussen Kleine-Brogel en Kaulille. Om aan eten te geraken moest hij bij mensen in de omgeving aankloppen. Zo maakte hij kennis met het gezin Jules Sleurs-Smeets. Hij hielp mee bij het werk op de boerderij. Voor niet-ingewijden leek hij een lid van de familie. Hij was er twee jaar kind aan huis

Ferdinand Sleurs: ‘Dat was een fijne kerel. Roken of drinken deed hij niet. En hij sprak perfect Duits. Daardoor kon hij zo goed met ons praten. ’s Avonds zat hij te lezen en te schrijven of luisterde hij naar de Russische zender. Ja, wat moest hij anders doen? Hij keek veel in de krant, zo leerde hij Nederlands. Om tien uur trok hij het bos in. Alleen als het slecht weer was, bleef hij in de koestal slapen. En als het heel koud was, mocht hij ook in huis blijven. Zelf wou hij dat niet. ‘Als de Duitsers komen en ze vinden mij hier, dan wordt gij allemaal gefusilleerd’, zei hij.

Het dichte, ongesleunde bos waarin hij sliep, was twaalf, dertien jaar oud. Als het heel donker was, moest hij soms een uur zoeken eer hij zijn kuil gevonden had. Hij was bang om sporen achter te laten, daarom liep hij niet altijd langs hetzelfde pad het bos in. Zijn tweede slaapplaats had hij gebouwd met materialen die hij van de boerderij had meegekregen. Dat hij er veilig zat, ondervond hij op 13 augustus 1944, toen in Limburg de grootste razzia van de oorlog werd gehouden. Bij deze razzia werden in Kaulille Russische Tartaren ingezet om hun landgenoten in de bossen op te sporen. Langs weerszijden kwamen zij aan de woonkuil van Michaïl voorbij. Hij kon zelfs duidelijk hun gesprek volgen, omdat ze Russisch spraken. Ze morden, omdat ze door een bos moesten kruipen waar bijna niet doorheen te komen was.’   

In de bossen van Vogelsanck ~ Volgens baron Jean de Villenfagne van Zolder zaten Dmitri Sokolov en zijn kameraad Konstantin Tarbajev vanaf 5 augustus 1943 ondergedoken in de bossen van Vogelsanck. Ontsnapt uit de mijn van Houthalen waren zij de eerste Russen die er een onderkomen vonden. Korte tijd nadien doken er ook Grigori en Michaïl op. Zij Kwamen uit de mijn van Waterschei.

             Remie Claes, Konstantin Tarbajev,                              Grigori, kok van het

             René Jaspers en Dmitri Sokolov                                   ondergedoken viertal