Russische krijgsgevangenen - Limburg


De barakkenkampen

ONDER DUITS TOEZICHT       

De Belgische steenkoolmijnen kwamen onder Duits toezicht te staan. De vetkolen van de Kempense mijnen konden gebruikt worden als grondstof voor de cokesfabricatie. Ze waren onmisbaar in de staalnijverheid en belangrijk voor allerlei chemische fabricageprocessen. De Duitse mijn-deskundige Hoevels zou de problemen behandelen die betrekking hadden op de kolenexploitatie. Het kantoor van Kempen-Bergbau was gevestigd te Hasselt

ARBEIDSKRACHTEN OP KOMST

Om het tekort aan mijnwerkers aan te vullen, zond de bezetter Ostarbeiter en Sovjet-Russische krijgsgevangenen naar de Limburgse mijnen. Geen enkele Limburgse mijn beschikte over aangepaste lokalen om de gevangenen te herbergen. Er moesten barakkenkampen gebouwd worden die beantwoordden aan de voorwaarden die Kempen-Bergbau en de Hauptdienst-stelle in Leuven stelden. De eisen waren duidelijk en hadden betrekking op de constructie en concrete inrichting van de barakken en op de veiligheid in en rondom het kamp.

                                                Het Russisch kamp in Heusden-Zolder

Als antwoord op de vraag van het Rode Kruis van België om inlichtingen over het lot van de gevangenen, schreef Pierre Meyer, mobilisatiehoofd van de plaatselijke Rode Kruis-afdeling en constructeur-tekenaar op de mijn, een uitgebreid verslag over het barakkenkamp van Heusden-Zolder: 

HET KAMP
Het kamp beslaat een oppervlakte van 111 m x 82 m of 91 are. Vijf barakken zijn voorbehouden als verblijfplaats van de krijgsgevangenen. Er is een bureel, een keuken met een welingerichte en kraaknette eetzaal, een kantine, een lavoir, een ziekenzaal, er zijn magazijnen en overdekte latrines. De schoenmaker, kapper en kleermaker beschikken over een lokaal. De wegen zijn gemaakt van as en beton. Drinkbaar en industrieel water is ruimschoots voorhanden. Even buiten het kamp zijn loopgrachten gegraven voor eventuele luchtaanvallen.

DE BARAKKEN
De barakken in hout zijn 34 m lang, 6 m breed en hebben een nuttige hoogte van 3 meter. De vloer in hout bevindt zich op 40 cm boven de grond. De wanden zijn dubbel. Elke barak heeft 18 vensters van 1,20 m x 1 m, voorzien van luiken. Het dak en de bovenkant van de zoldering zijn belegd met teerkarton. De wanden zijn aan de binnenkant met lijmverf en kalk bestreken en langs de buitenkant met carbonillium. Zes elektrische lampen verlichten de barak en gedurende de slaap branden twee veilleusen. Drie grote kachels branden bestendig bij guur weer. Iedere barak is voorzien van een luidspreker voor het uitzenden van muziek of het geven van orders op afstand.
Elke barak bevat 52 dubbele, boven elkaar geplaatste bedden. Deze 104 bedden zijn voorzien van een stropaljas en twee dekens. Het stro wordt om de zes maanden vernieuwd, de dekens en kledingstukken alle maanden uitgestoomd. Er zijn geen ratten, vlooien of luizen, maar wel muizen. De barakken worden dagelijks uitgekeerd. Er heerst orde en reinheid in iedere afdeling. 

DE INFIRMERIE
De ziekenzaal bevat een afdeling voor besmettelijke zieken en een afdeling onderverdeeld in een zaal voor gewone zieken en een voor gewonden. Elke hoofdafdeling heeft haar eigen onderzoekzaal, badkamer en latrines (à la turque). De wc’s worden regelmatig ontsmet met kalkwater en chloorkalk en mechanisch geledigd. De gebouwen zijn proper en worden zeer goed onderhouden.
Het personeel bestaat uit een Duitse en drie Russische verplegers. Een Belgische dokter bezoekt tweemaal per dag de patiënten. Op aanduiding van de dokter wordt het gebit van de krijgsgevangenen door een Belgische tandarts verzorgd. Zwaarzieken en gewonden worden naar een ziekenhuis overgebracht. Het gemiddelde aantal zieken bedraagt 13. Er zijn geen besmettelijke zieken.

 

                         Het Russisch kamp in Beringen-Mijn 

DE MOOISTE FOTO VAN HET KAMP
Nicole Delarbre, voor de Russische officieren en de Duitse bewakers van het Russisch kamp in Beringen hoegenaamd geen onbekende, was op een mooie voorjaarsdag in 1944 met zijn fototoestel naar het Russisch kamp getrokken.

Vanachter de omheining had hij een foto gemaakt van twee Russen die voor de deur van Barak 1 in het zonnetje zaten. Dat leek niet naar de zin van de schildwacht. Er klonk een luid en krachtig ‘Fort damit!’, maar daar bleef het bij.  

'Ik wilde ook van op den tris een foto van het kamp maken, maar ik moest oppassen want de schildwacht bleef me in de gaten houden. Ik wachtte het ogenblik af dat hij niet naar me keek, maar blijkbaar had ik me vergist.

Met luid geschreeuw riep hij dat ik naar beneden moest komen.

Ik had zo’n voorgevoel dat het ditmaal niet goed zou aflopen. Terwijl ik naar beneden kwam, trok ik de film uit het boxke en stak hem onder m’n hemd. De schildwacht riep mij, rukte het fototoestel uit mijn handen, schreef mijn naam op en joeg me weg.

Een paar dagen later kreeg ik een oproep. Ik moest naar de Kommandantur in Hasselt komen. Met veel schrik ging mama met me mee. Om er zo jong mogelijk uit te zien -ik was 16 jaar - wilde ze dat ik een korte broek aandeed. Op de bureau begon een zwaargebouwde Duitser me duchtig uit te kafferen. Mijn mama, die Frans sprak, zei dat het met spionage niks te maken had, dat het maar een kwajongensstreek was. En dat het niet meer zou gebeuren. Maar ook zij kreeg een uitbrander. Zij moest beter op haar zoon letten, dan zou ze weten wat hij allemaal uitspookte.

We mochten gaan. Toen we thuiskwamen, ontstak mama een kaars uit dankbaarheid. Het filmrolletje liet ik ontwikkelen bij Jean Lycops die in de Vurtense Weg woonde.’