Russische krijgsgevangenen - Limburg


Ontsnappen

  

 Over het aantal Ostarbeiter en Russische krijgsgevangenen dat uit de Kempense mijnen is ontsnapt, ontbreken exacte gegevens. Wel staat vast dat vanaf het begin gevangenen de vrijheid verkozen boven het gevangenkamp en het werk in de mijn. Bij een algemene controle, een halfjaar na de aankomst van de eerste krijgsgevangenen, constateerde Kempen-Bergbau dat in de Limburgse kampen 249 Russen op het appel ontbraken. Op het einde van de oorlog was dit aantal meer dan vertienvoudigd.   

Bron van ergernis ~ Ondanks allerlei voorschriften slaagden de Duitsers er niet in de ontsnappingen te beperken. Gedurende de hele bezettingsperiode zal Kempen-Bergbau met dit probleem geconfronteerd worden. De militaire overheid stond voor een moeilijke opgave. Voor strenge, gedisciplineerde bewakinsopdrachten hoefde ze niet op de Wehrmachtsoldaten van het Landesschützenbataljon te rekenen. En de wijze waarop mijnwachters toezicht hielden was voor de Duitse overheid een voortdurende bron van ergernis.  

Mijnwachters met jachtgeweren ~ Niemand mocht zonder speciale vergunning een wapen bezitten. Wie de wet overtrad, riskeerde de doodstraf. De jacht was verboden en met tegenzin leverden de jagers hun tweeloop in.

Ook de mijnwachters droegen geen wapen. De gevangenen die de mijn wilden ontvluchten, hadden van deze mannen niets te vrezen. De Feldgendarmerie wilde daar verandering in brengen: voor de bewapening van betrouwbare wachters kon de mijndirectie jachtgeweren krijgen. Deze wachters kregen ieder zes kogels om te leren schieten. In de machtiging stond duidelijk dat ‘de opgeslagen geweren roestvlekken konden vertonen. Vooraleer ze in gebruik werden genomen moest de loop door een wapenmeester nagezien worden.’

                       Beringen - Wachter Louis Hermans  met jachtgeweer,

                       overste Nicolaj 'de Aziatique' en wachter Jean Custers

Op de vingers getikt ~ De directie van Beringen kreeg op 25 maart 1943 een duidelijke waarschuwing. Volgens Kempen-Bergbau hadden verschillende bevoegde diensten vastgesteld dat het aantal ontsnappingen er bijzonder hoog lag en de getroffen maatregelen ontoereikend waren. Indien de directie moeilijkheden wilde vermijden, moest ze in de toekomst strenger optreden. Voor alle duidelijkheid eindigde de brief met het getuigenis van een gevangene die er vandoor was gegaan en weer was opgepakt. Nog voor hij ’s morgens zijn mijnlamp had afgehaald was hij van de badzaal via een aangrenzend lokaal op het houtterrein terechtgekomen, door de omheining gekropen en in noordoostelijke richting weggevlucht.

Niet altijd lukte de vluchtpoging. In het archief van Genk vonden we een blaadje uit een notitieboek met de zakelijke mededeling: ‘Russisch Kamp Zwartberg. Personeeldienst. Dienst der Aanwerving. Gelieve de volgende Russen te willen uitschrijven aangezien ze doodgeschoten zijn op de vlucht’. Geen informatie over de plaats en omstandigheden van het voorval, noch over de begraafplaats van deze Russen.

                                     HOE LEGDEN DE KRIJGSGEVANGENEN HET AAN BOORD

                                          OM HET KAMP OF DE MIJN TE ONTVLUCHTEN?

Tijdens de opleiding ~ Lucien Nulens Beringen: ‘In de scholingspijler op het mijnterrein leerden de krijgsgevangenen hoe ze moesten stutten en werken met de pikeur. Een mijnwachter - meestal was dat Jean Custers - ging de Russen afhalen. Voor ze vertrokken werden ze in het kamp aan de administratieve barak geteld. Maar dien Duitser schreef de namen of de nummers van die mannen niet op. Twaalf Russen vertrokken, tien Russen kwamen terug. Maar tegen dat ze geteld werden, waren het er weer twaalf. Achter de eerste barak stonden er twee uit het kamp klaar en op het moment dat de groep voorbijkwam, sprongen ze in de rij. Dat was op voorhand afgesproken. Tot op een zondag appel gehouden werd. Er mankeerden over de honderd Russen en de Duitsers wisten het niet!’.

Via de beerput ~ In de lente van 1943 wezen Duitse officieren van de gezondheidsinspectie erop dat de komende zomermaanden bijzondere zorg besteed moest worden aan het onderhoud van de toiletten. Om epidemieën te voorkomen moesten de beerputten minstens om de tien dagen leeggemaakt worden. Minstens om de tien dagen de beerputten ledigen, daar zou in Beringen iets op gevonden worden.

De metsersploeg van Gust Camps werd erbij gehaald.‘Wij gingen naar het kamp om een afloop te maken. Waar die gemakken stonden, op Stal aan, was een grote beerput en die zat vol. Wij moesten met buizen onder den draad van de omheining door werken. Dat was niet gemakkelijk. De Duitsers hadden aan de binnenkant van de omheining rollen prikkeldraad opgeworpen. Die rollen lagen ineengestrengeld. Ze hadden dat gedaan omdat er Russen ontsnapt waren door over de omheining te klimmen. Ze waren aan weerskanten van ne paal op den draad gaan staan en zo erover geklommen. Nu was dat een en al prikkeldraad. Daar was niet meer overheen te komen.

Eerst moesten we dat open graven en dan cementen buizen van 50 er onderin zien te krijgen. Daarna legden we dat verder, de bos in. Daar liep alles in n'n diepe gracht.

Nadien hoorden we zeggen dat er Russen door die buizen ontsnapt waren. Toen zijn we moeten teruggaan, maar dat was buiten den draad, om kotten in die buizen te kappen en er ijzers van 30 (mm) in te steken. Dat waren de zwaarste ijzers die we hadden, en ze mochten niet ver vaneen staan. Als er nu nog ne Rus in die afloop kroop, kon hij er niet meer uit. Die moest daar sterven of door den drek weer achteruit kruipen.’

In de liftkooi van de Belgen ~ Hoofdopzichter Jaak Thijs: ‘In Houthalen daalden de Belgen in schacht 1 af en kwamen ook in schacht 1 naar boven. De Duitsers brachten de Russen naar schacht 2 en haalden ze daar na de post ook weer op.

Ik moest eens na de post onder volk laden en drie Russen wilden met de Belgen mee naar boven. Eigenlijk mochten ze met de kas van put 1 niet opgaan, maar voor mij maakte dat niks uit. Toen we boven kwamen, gingen de Belgen de trap af naar de lavoir. De drie Russen liepen direct de triage in. Aan den achterkant namen ze de ladders naar beneden, liepen naar het houtpark en waren weg. Ze verdwenen in de richting van het station en trokken daar de wildernis in.’

Met de stockmeters mee ~ Louis Thielemans, stockmeter Beringen: ‘De Russen die als tolk met de stockmeters meegingen, moesten eigenlijk de hele post onder blijven. Maar als alle Russen waren afgedaald, gingen de Duitse bewakers die aan de lift stonden, terug naar het kamp. Wij brachten dan die tolken mee naar boven. Eerst gingen ze naar de soepzaal. Dan waren ze een paar uren vrij en trokken ze er op uit. Toen was er nog pinnekesdraad rond het houtpark en daar kropen ze door.

Op ne keer waren vijf tolken mee naar boven gekomen. Die mannen wisten hoe laat ze weer aan de lift moesten zijn, maar drie van de vijf tolken zagen we niet. We bleven nog een kwartier wachten, langer kon niet, we verwittigden de bureau en gingen af.  ‘s Anderendaags ’s morgens kwam ik op de mijn om mij om te kleden. Ik moest direct naar de bureau komen. De Feldgendarmen van Hasselt stonden er om ons te ondervragen….’

In een mijnwagen ~ Niet alle mijnwagens kwamen met steenkool naar boven. Overtollig materiaal, stenen, afval, stuthout en mutsaards, al wat in de ondergrond niet meer bruikbaar was, werd erin afgevoerd.

Een Rus die op deze manier wilde ontsnappen, had hulp nodig. Nadat hij in de kolenwagen was geklommen, legde z’n helper planken op de houten steunen die tegen de binnenwand waren rechtgezet en gooide er nog een laagje kolen, stenen of hout bovenop. Zo stond de wagen, schijnbaar volgeladen, tussen de andere wagens op de laadvloer om ‘ingeboet’ te worden.  

Het was geen kleinigheid om, zittend op je knieën in een mijnwagentje, in volslagen duisternis met een duivelse snelheid de hoogte in te schieten. In een vloek en een zucht was de wagen boven en werd dan bruusk uit de kas gestoten. Eenmaal in de bocht naar de triage, moest de vluchteling bijtijds uit de wagen springen, wilde hij niet in de kipinstallalatie omgekieperd worden

 Via de ladders ~ Naast de liftkooi, de normale verbinding tussen de onder- en bovengrond, was in de schacht een veiligheidstrap, om in geval van nood ‘te voet’ naar boven te gaan. Dit betekende 65 ladders beklimmen, zevenhonderd, achthonderd meter hoog met in de duisternis alleen het schijnsel van de mijnlamp.

Martin Biscop, hoofdopzichter schacht Beringen: ‘Met die dikke lampen van vroeger zaagt ge genoeg. Onder waar het volk geladen werd, hadt ge trapkes, dan een deur en dan begonnen de ladders naar boven. Ge kondt daar gewoon door. In ’t beur waren dat allemaal ladders die schuins stonden. Alle negen meter hadt ge een platformke. Die ladders waren afgeschermd met vierkante draad, heel het beur door. Als dat in orde is kunt ge niet in ’t beur vallen. In hoeveel tijd iemand boven kon geraken, dat lag eraan wat voor ne mens dat was.’

 Een krijgsgevangene die op deze manier wilde ontsnappen, koos een zondag uit waarop niet gewerkt werd. De dag tevoren had hij in de mijn een schuilplaats gezocht en was hij beneden gebleven. Eenmaal boven kon hij van de ladders de caniveau in. Dit was een verbindingsgang tussen de bovengrondse bedrijfsinstallaties en de ondergrond. Die gangen waren proper en ruim. De vluchteling liep door deze ondergrondse gang tot hij ver genoeg van de schacht af was. Met een laddertje kon hij tot bij een ijzeren deksel. Dat tilde hij op en kwam zo op het mijnterrein. Wegkomen was dan vrij gemakkelijk.

Onderweg naar het kamp ~ Gevangenen die na de middagpost naar het kamp terugkeerden, profiteerden van de duisternis om ervandoor te gaan. In Beringen liep de route nabij de Vossenberg omhoog naar de spoorwegbrug. De bermen weerskanten de weg waren dichtbegroeid met acaciastruiken.

Sommige Russen lieten zich door het stekelige gewas niet weerhouden om erin weg te duiken. Vanaf de dag dat de Duitsers het ontdekten, liepen er meer bewakers langs de colonne.

Na een afspraak met de dokter ~ Gevangenen met gehoorproblemen mochten in Beringen  te voet en begeleid door een Duitse bewaker, naar dokter Cuypers in Oostham. Dokter Herbillon in Heppen behandelde de oogklachten.

Voor de Russische officier Nikolaj Noesjdin was dit de gelegenheid om te ontsnappen. Op de terugweg, een wandeling van een zestal kilometer, werd bij Café Transvaal in Beverlo halt gehouden.De oude Duitser Josef dronk graag een paar borrels voor hij naar het kamp terugkeerde.Hij kende Nikolaj al anderhalf jaar. Tussen beiden was een vertrouwensrelatie gegroeid. Daardoor was Josefs waakzaamheid verzwakt. Zijn verbijstering was dan ook groot toen hij vaststelde dat Nikolaj niet het toilet maar de nabijgelegen dennenbossen had opgezocht.

Terug opgepakt ~ Krijgsgevangenen die de eerste maanden weer werden opgepakt, keerden naar hun kamp terug. Meestal bestond de straf uit een duchtig pak slaag en zat de gevluchte enkele dagen op water en brood in ’t cachot of ging voor hem het zware werk in de pijler gewoon door.

In het laatste oorlogsjaar moesten de gevangenen die werden opgepakt volgens de onderrichtingen van Kommandantur 304, in het plaatselijke kamp de straf uitzitten die de Lagerführer hen had opgelegd. Daarna werden ze naar het kamp van de Kommandantur in Leuven overgebracht, waar ze het vervolg van de bestraffing te horen kregen.

Indien vastgesteld werd dat de Rus na zijn ontsnapping in contact was geweest met verzetsstrijders nam de Sicherheitspolizei hem onder handen. Voor een Rus die van dit feit  werd beschuldigd, was het lot bezegeld. Nadat hij, als gevolg van allerlei folterpraktijken, tot bekentenissen was overgegaan, werd hij naar een concentratiekamp afgevoerd of gewoon geliquideerd.